profielfoto_petra_andriessen-e1462632410368-600x424

 

 

 

 

 

 

 

 

Auteur: Petra Andriessen, koorcoach, regisseur en creatief meedenker

Het is niet erg op te vallen tussen de aardbeien’, dat leerde mijn moeder mij. Daar waar alles rood is, durf eens geel te zijn! Dat devies geldt ook voor de wereld van het koorzingen. Koren die boven het maaiveld uitkomen, hebben iets ‘anders’. Als koorcoach zocht ik daarop het antwoord en interviewde twee a cappella kwintetten (Brothers-4-Tune uit Castricum en Quintessa uit Utrecht) om hun geheim te vinden.

Hoe zijn jullie geworden wie jullie nu zijn?

B4T: ‘Wij (Peter, Herman en Erik) zijn 26 jaar geleden begonnen voor de lol, omdat we van zingen hielden. Wij begonnen in de barbershop, maar naar verloop van tijd merkten we dat wat we écht wilden niet in die traditie paste. Wij vonden een andere plek in de lichte muziek en zijn daar nooit meer vanaf gestapt. Hoe we geworden zijn wie we nu zijn? Door in elkaar als groep te investeren, ons muzikaal uit te blijven dagen door regelmatig vocal coaches in te huren, zoals Jetse Bremer en Pepijn Lagerwey, en vooral kritisch te blijven en onze optredens te evalueren. Wij zeggen altijd: elk punt van kritiek is gratis advies en dat nemen we graag ter harte!’

Q: ‘We kennen elkaar van Divina Close Harmony, waar we in een grote groep zongen. We vonden het ook interessant om te onderzoeken hoe het zou zijn als je je niet hoefde aan te passen aan een grotere groep. Wij zochten de uitdaging bij onze eigen stem. Wat was die eigen stem en wie waren wij nou als individuen in de groep op dat podium? Weg uit de veiligheid van de grote groep, een sprong in het diepe. We hebben onszelf uitgedaagd door dingen te doen op het podium, muzikaal en theatraal, die we eigenlijk los van elkaar nooit hadden gedurfd. Muzikaal hadden we allemaal een goede basis, en hier hebben we ook grote sprongen gemaakt. Door te investeren in vocal coaching komen we steeds losser van het ’technisch’ zingen en is er nog meer ruimte om onszelf zijn. Precies waar we naar op zoek waren.’

Hoe belangrijk is het repertoire voor jullie?

B4T: ‘Wij kiezen ons repertoire heel precies. Alle vijf brengen we nummers in. Voor ons is de tekst altijd leidend, mede daardoor zijn we steeds meer Nederlandstalig gaan zingen, zoals nummers van Veldhuis & Kemper en Jurk! Ook het arrangement is belangrijk: als dat precies op onze stemmen is geschreven, presteren wij het beste. We zijn ook zeker niet bang zelf in het arrangement te snijden. Is de bridge te lang, dan passen we het aan. Voelen we dat er ergens even ‘iets’ muzikaals moet gebeuren, dan schrijven we het erbij. Zo wordt het maatwerk, en net als bij een mooi maatpak, dat zit dan allemaal net even iets lekkerder en beter.’

Q: ‘Voor ons is het belangrijk dat we iets met een nummer hebben. De muziek moet iets met ons doen of er zit een leuke twist in, maar vaak laten we ons leiden door de tekst. Nederlandstalig cabaret werkt altijd goed voor ons, zoals Brigitte Kaandorp en Claudia de Brey. Maar we proberen ook veel uit. Je wil niet weten hoeveel er bij ons op de plank ligt van afgekeurde en half afgemaakte nummers. Nummers verdwijnen zonder dat wij het doorhebben opeens op die plank…zingt het toch niet lekker. Trial and error, dus.’

Hoe benaderen jullie je publiek?

B4T: ‘Voor ons is het heel belangrijk wat we terugkrijgen van ons publiek. Wij willen iets bij hen teweegbrengen. Werkt iets niet voor ons (muzikaal) of vindt het publiek het niet zo leuk, dan zijn we rigoureus: schrappen die hap! Kill your darlings, noemen we dat.’

Q: ‘Wij zien elk optreden als een feestje met het publiek. Het publiek wil een ontmoeting met ons, met ons als groep, maar ook met ons als individuele mensen, en daar gaan we graag op in. Het grappige is dat we eigenlijk helemaal niet bezig zijn of we het nu wel of niet goed hebben gedaan en zijn elke weer verbaasd als het publiek enthousiast reageert. We worden wel eens gevraagd om mee te doen aan wedstrijden, maar daar hebben we helemaal geen zin in. Het gaat ons om die ontmoeting.’

Doen jullie veel aan jullie performance, aan regie?

B4T: ‘We denken wel altijd na hoe we het nummer willen aanbieden aan het publiek. Herman komt vaak met een eerste idee. Met vijf mensen heb je niet zoveel mogelijkheden, dus we laten het ook heel vaak los. We lossen het dan wel op op het podium. Voor ons ligt daar ook de uitdaging: het komt regelmatig voor dat een van ons tijdens het optreden opeens iets anders doet, en dan moeten we er wel op reageren … spontane regie, noemen we dat. Daar houden we van! Onze performance komt uit onszelf, met een beetje hulp van regie-afspraken.’

Q: ‘Wij komen allemaal met een idee of een beeld. Gelukkig hebben we altijd wel wat te snoepen op tafel staan, dus zo komt het dat we opstellingen vaak uitwerken met behulp van M&M’s (haha). Omdat we zonder versterking zingen moeten we wel dicht bij elkaar blijven staan, dus ons speelveld is al bepaald. Natuurlijk denken we na over hoe we op het podium staan, maar de performance zelf is belangrijker dan waar we staan. En de grappen? Die worden eigenlijk nooit bedacht … die ontstaan spontaan tijdens de repetitie of door wat het publiek ons teruggeeft.’

Welke tips hebben jullie nu, als oude rotten, voor andere/beginnende groepen?

B4T: ‘Om echt sprongen te maken, moet je nadenken wat je met elkaar wilt. Durf te ontdekken wie je bent, durf een relatie aan te gaan met de groep en met je publiek. En luister heel goed naar wat de groep wil, stem je ambities af op wat je als groep wil en kan. En ga vooral veel zingen. Probeer heel veel uit. Begin met verschillende nummers en verschillende arrangementen te zingen. Zo ontdek je wat je als groep wel of niet ligt. Ga daarna op zoek naar jullie eigen kracht, eigen klank en sterktes. Heb je die gevonden, ga dan kijken of je arrangementen kunt vinden die precies goed zijn. Investeer ook in stemontwikkeling. Zo kom je steeds meer los van de noten en kun je je eigenheid ontwikkelen.’

Q: ‘Denk vooral goed na over wat je wil uitstralen. Hou het bij jezelf, gun elkaar veel en ga heel veel zingen. Daardoor ontwikkel je je als groep, krijg je zelfvertrouwen als zangers en ontstaat er verbinding. Verbinding met jezelf, met je groep en met je publiek. Ervaar, zing en maak fouten. Vallen, opstaan…en weer door! ’

Conclusie

Als koorcoach vind ik het enorm belangrijk om te weten wat groepen nodig hebben om zich verder te ontwikkelen in hun podiumperformance en hoe ik ze verder kan helpen. Deze tien ‘aardbeien’ geven een prachtig inzicht in hun je ne sais quoi: zij zijn zichzelf, ze zijn eigen, ze hebben zich ontwikkeld tot een (h)echte groep. Zij hebben geleerd om volledig op elkaar te vertrouwen op het podium en kunnen in openheid performen, in zang en in regie. Ze hebben in zichzelf en elkaar geïnvesteerd, dat hebben ze onderzocht, en ze hebben geleerd te performen in veiligheid. Op de slotvraag wat hun geheim is zeggen de Brothers: ‘We nemen onszelf niet al te serieus en hebben lol op het podium’. Quintessa noemt hun geheim misschien wel hun enorme relativeringsvermogen. Ze zijn wie ze zijn … niet meer en niet minder.

Ik ben Petra Andriessen, koorcoach en ik wil zingend Nederland in beweging krijgen. Want een koor in beweging, is een koor dat groeit. Wil je meer weten over hoe jij meer beweging kunt krijgen in jezelf en jouw koor, neem gerust contact op. Bezoek ook mijn website: www.koorcoach.nl of facebook.com/koorcoach.